ECLI:NL:RBAMS:2022:5805

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 21 / 67
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering deelname aan Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer na vrijspraak in strafprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (verweerder) en een eiser die in Amsterdam woont. De zaak betreft de weigering van eiser om deel te nemen aan een Educatieve Maatregel Alcohol (EMA) na een aanhouding door de politie. Eiser werd op een ongenoemde datum aangesproken door verbalisanten die hem zagen weglopen van een groep drugsgebruikers. De verbalisanten hadden de indruk dat eiser mogelijk alcohol had gedronken en spraken hem aan. Eiser zou niet hebben meegewerkt aan een ademanalyse en werd vervolgens met geweld aangehouden. De politie heeft een melding gemaakt van de weigering om mee te werken aan de ademanalyse, wat leidde tot de EMA.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 21/67

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] ,te Amsterdam, eiser
(gemachtigde: D. Kroese),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: mr. P.A. van Leerdam).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser opgedragen om deel te nemen aan een EMA [1] .
Bij besluit van 15 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 6 september 2021 geschorst vanwege de door eiser kort voor zitting overgelegde aanvullende stukken.
Verweerder heeft opnieuw een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

Wat ging er aan deze zaak vooraf?
1. Eiser werd op [datum 1] door verbalisanten aangesproken, nadat zij hem zagen weglopen van een groep voor hen bekende drugsgebruikers die voor overlast zorgden. De verbalisanten zagen eiser met een voor hen bekende prostituee naar een auto lopen. Volgens de verbalisanten stapte eiser in en parkeerde hij de auto scheef op een andere parkeerplek. De verbalisanten spraken eiser aan, omdat hij deel uitmaakte van de groep en omdat hij de auto scheef parkeerde. Bij de verbalisanten was de indruk gewekt dat eiser mogelijk alcohol zou hebben gedronken. Volgens de verbalisanten heeft eiser niet meegewerkt aan de ademanalyse op straat, waarna hij met geweld is aangehouden en naar het politiebureau is overgebracht. Volgens de verbalisanten heeft eiser op het politiebureau ook niet meegewerkt aan een ademanalyse of bloedtest. De politie heeft vervolgens een melding van de weigering bij verweerder gedaan.
Besluitvorming
2.1
Verweerder stelt dat met de processen-verbaal en de overige politiestukken is vast komen te staan dat eiser op [datum 1] heeft geweigerd om zijn medewerking te verlenen aan een ademanalyse. Volgens verweerder is de EMA gebaseerd op het vermoeden van ongeschikte rijvaardigheid. Het ontbreken van camerabeelden is niet relevant voor de beoordeling daarvan. Volgens verweerder is het geen vereiste dat camerabeelden van de aanleiding van een opgelegde maatregel voorhanden moeten zijn. Eiser is daarom niet onherstelbaar en ernstig belemmerd in zijn mogelijkheid om aan te tonen dat hij de waarheid spreekt en niet heeft geweigerd om medewerking te verlenen aan een ademanalyse. Verweerder stelt dat van de processen-verbaal van de politie kan worden uitgegaan, tenzij het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt. Volgens verweerder heeft eiser dat niet aannemelijk gemaakt.
2.2
Over het feitencomplex van de aanhouding is volgens verweerder enkel van belang of met voldoende mate van zekerheid kan worden gesteld dat eiser een voertuig heeft bestuurd en dat hij heeft geweigerd mee te werken aan de ademanalyse. Verweerder stelt dat uit de politiestukken volgt dat daar sprake van is geweest. Volgens verweerder maken de verschillende lezingen van de manier waarop eiser heeft geweigerd mee te werken aan een ademanalyse niet dat niet van de politiestukken kan worden uitgegaan. Verweerder stelt verder dat aan de weigering om mee te werken aan de ademanalyse of bloedproef op het politiebureau, van doorslaggevende betekenis is geweest bij het opleggen van de EMA. Uit de politiestukken volgt immers dat eiser, na het bevel van de politie, heeft geweigerd mee te werken.
2.3
Over eisers stelling dat de politierechter hem op [datum 2] heeft vrijgesproken van het weigeren medewerking te verlenen aan een ademanalyse en weerspannigheid bij aanhouding, stelt verweerder dat de bestuursrechter zich niet zonder meer hoeft te conformeren aan een ongemotiveerd oordeel van een strafrechter. [2] Verweerder stelt dat de toelichting van eisers gemachtigde niet op één lijn kan worden gesteld met een proces-verbaal waaruit de overwegingen van de politierechter blijken en waaruit volgt dat de grondslag aan zijn besluitvorming is komen te ontvallen. [3]
2.4
Verweerder twijfelt aan de objectiviteit van de verklaringen van [de persoon] van [datum 3] . Uit het proces-verbaal van het verhoor blijkt dat [de persoon] heeft verklaard eiser te kennen en dat ze samen met hem een vragenlijst heeft ingevuld bij de bibliotheek. Daarnaast heeft zij tijdens het verhoor meerdere keren verklaard erg onder invloed te zijn, zich niet alles goed te kunnen herinneren en dat haar geheugen 9% is. Verweerder stelt dat eisers raadsman heeft afgezien van het stellen van verdere vragen vanwege de toestand van [de persoon] .
Standpunt eiser
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. De beroepsgronden worden hieronder besproken.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank overweegt dat een bestuursorgaan in beginsel mag uitgaan van de juistheid van een op ambtseed, dan wel ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Dat geldt ook voor de rechter, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt. Als uit een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal een vermoeden van ongeschiktheid tot het besturen van een motorrijtuig als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 kan worden afgeleid, vormt dit voldoende grondslag om een bestuursrechtelijke maatregel op te leggen. Een dergelijke maatregel is erop gericht de verkeersveiligheid te waarborgen en staat los van een eventuele strafrechtelijke procedure. De feiten waarop het vermoeden is gebaseerd behoeven, anders dan in het strafrecht, dan ook niet wettig en overtuigend te worden bewezen. [4]
5. Tussen partijen is niet in geschil dat uit de strafrechtelijke procedure is gebleken dat de processen-verbaal tegenstrijdigheden bevatten over het moment van de aanhouding en over het opvragen van camerabeelden. De politierechter heeft eiser op [datum 2] ongemotiveerd vrijgesproken van het weigeren van het meewerken aan een ademanalyse. Hoewel het juist is dat de bestuursrechter zich niet zonder meer hoeft te conformeren aan een ongemotiveerd oordeel van een strafrechter, ziet de rechtbank in dit geval geen reden om van dat oordeel af te wijken. Uit het proces-verbaal van de zitting van [datum 4] volgt dat bij de politierechter twijfel bestaat over de juistheid van de processen-verbaal. Deze twijfel was ook aanleiding om de rechter-commissaris getuigen te laten horen in de strafprocedure. Ondanks dat vrijspraak van eiser op [datum 2] niet is gemotiveerd, ligt het gelet op de twijfel bij de politierechter op [datum 4] voor de hand dat de vrijspraak het gevolg is van het niet uit kunnen gaan van de processen-verbaal en het gebrek aan overig bewijs. Dit heeft de strafrechtadvocaat van eiser ook bevestigd in een e-mail van [datum 5] . Gelet hierop kan verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet uitgaan van de processen-verbaal. De rechtbank overweegt verder dat in het proces-verbaal van de aanhouding is opgenomen dat camerabeelden zijn gemaakt van eisers weigering om mee te werken. Die camerabeelden zijn echter niet voorhanden en zijn ook niet ingebracht door verweerder. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld of eiser heeft geweigerd mee te werken.
6. Nu niet kan worden uitgegaan van de juistheid van de processen-verbaal en geen anders bewijs voorhanden is van de weigering, kan het bestreden besluit dat daarop is gebaseerd, geen stand houden. Het bestreden besluit is immers niet gebaseerd op een zorgvuldig onderzoek naar de feiten zoals is vereist in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank eisers beroep gegrond en vernietigd het bestreden besluit wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het verschijnen op de zitting en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,-, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt, en
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Tanyildiz, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken 4 oktober 2022.
griffier
rechter
is verhinderd om te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:854.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 8 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2020.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 28 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1672.