Op 6 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Achtienribbe, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, waaronder achterstanden in de behandeling van asielaanvragen. De rechtbank heeft een nadere beslistermijn van maximaal zestien weken opgelegd aan de minister van Asiel en Migratie, die als verweerder optreedt. Indien deze termijn wordt overschreden, verbeurt de verweerder een dwangsom van € 100 per dag, met een maximum van € 15.000. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 453,50.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen de gestelde termijn een besluit te nemen. De uitspraak is gedaan zonder zitting en openbaar gemaakt. De rechtbank heeft verwezen naar de relevante wetgeving, waaronder de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht, en heeft de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit uiteengezet. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van een verzetschrift besproken voor het geval eiser het niet eens is met de uitspraak.