ECLI:NL:RBMNE:2025:5772

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
24/2167
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep tegen besluit Uwv

In deze zaak heeft NS Reizigers B.V. beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv, dat een werknemer per 6 mei 2023 geen Ziektewetuitkering zou krijgen vanwege ontslag op staande voet. Het bezwaar van de werknemer werd gegrond verklaard, waardoor hij recht kreeg op een Ziektewetuitkering vanaf 6 maart 2023. NS Reizigers B.V. trok haar beroep in na een gewijzigde beslissing van het Uwv op 4 september 2025, waarin het Uwv opnieuw besloot dat de werknemer geen uitkering zou ontvangen omdat hij niet arbeidsongeschikt werd geacht. Verzoekster vroeg om vergoeding van de proceskosten die zij had gemaakt in deze procedure. De rechtbank oordeelde dat het Uwv in de proceskosten moest worden veroordeeld, en stelde deze vast op € 4.175,39, inclusief griffierecht. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten voor rechtsbijstand en deskundige werden afzonderlijk berekend en goedgekeurd. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Loman op 30 oktober 2025, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2167

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2025 in de zaak tussen

NS Reizigers B.V., te Utrecht, verzoekster,

(gemachtigde: mr. J.P.M. van Zijl)
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,het Uwv,

(gemachtigde: J.H. Swart).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Deze zaak gaat over het besluit van het Uwv van 5 oktober 2023 waarmee het Uwv heeft laten weten dat werknemer per 6 mei 2023 geen Ziektewetuitkering krijgt omdat hij op staande voet is ontslagen en daardoor onnodig een beroep doet op de Ziektewet. Met de beslissing op bezwaar is het bezwaar van werknemer gegrond verklaard. Dit betekent dat werknemer met ingang van 6 maart 2023 recht heeft op een ziektewetuitkering. Tegen deze beslissing op bezwaar heeft verzoekster (werkgever) beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
3. De zaak is op 24 maart 2025 op een zitting behandeld. De gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van het Uwv waren hierbij aanwezig. Na afloop van de zitting is het onderzoek ter zitting geschorst waarbij het Uwv in de gelegenheid is gesteld nadere informatie te vergaren.
4. Op 4 september 2025 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op het bezwaar van werknemer genomen. Het Uwv heeft met deze beslissing laten weten dat werknemer alsnog geen ziektewet uitkering krijgt omdat het Uwv hem niet arbeidsongeschikt acht. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken met het verzoek het Uwv te veroordelen in de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het Uwv heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een veroordeling in de proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht en het Besluit tarieven in strafzaken 2003.

Overwegingen

5. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
Kosten voor rechtsbijstand
6. Verzoekster verzoekt om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De beoordeling van de proceskosten beperkt zich tot de beroepsfase.
7. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het aanwezig zijn bij de zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
Kosten voor deskundige
8. Verzoekster heeft specificatie van de kosten voor deskundige I. Ozkan van Masters in Arbo ingediend voor een bedrag van € 3.668,-, onder verwijzing naar het maximale tarief in het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Genoemde deskundige heeft op verzoek van verzoekster op 25 februari 2025 een rapportage opgemaakt in deze procedure.
9. De rechtbank stelt de te vergoeden kosten voor de deskundige vast aan de hand van artikel 1, aanhef en onder b, en artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Bpb, gelezen in verband met artikel 8:36, tweede lid, van de Awb, en met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de Wet tarieven in strafzaken en het Besluit tarieven in strafzaken 2003.
10. De gemaakte kosten voor de werkzaamheden van de deskundige komen op grond van de eerdergenoemde bepalingen voor vergoeding in aanmerking. In de facturen zijn 12 uren verantwoord, met een uurtarief (volgens begeleidende brief van verzoekster) van
€ 162,63. De rechtbank stelt de vergoeding vast op 12 uren x € 154,50 = € 1.951,56,-. Inclusief btw is dit € 2.361,39.
Totaal
11. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster, die het Uwv moet betalen, vast op € 4.175,39.
12. Het Uwv moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen [1] . Dit volgt rechtstreeks uit de wet. In dit geval gaat het om een bedrag van € 371,-.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het Uwv tot betaling van € 4.175,39‬ aan proceskosten. Het Uwv moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikel 8:41, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht.