ECLI:NL:RBNHO:2023:10875

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
8466150 \ CV EXPL 20-3478
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vermiste bagage tijdens vlucht van Amsterdam naar Kreta

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met Corendon Dutch Airlines B.V., een vordering ingesteld wegens vermiste bagage tijdens hun vlucht van Amsterdam Schiphol naar Nikos Kazantzakis Heraklion International Airport op 23 september 2018. Bij aankomst op Kreta bleek dat hun ingecheckte bagage vermist was. De passagiers hebben gedurende de vermissing kosten gemaakt voor toiletartikelen en kleding, en voelden zich genoodzaakt om een reeds betaalde accommodatie een dag eerder te verlaten. De passagiers vorderden een schadevergoeding van in totaal € 600,54, alsook buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De vervoerder betwistte de vordering en bood een schadevergoeding van € 200,00 aan, wat door de passagiers werd afgewezen.

De kantonrechter oordeelde dat de passagiers recht hadden op een schadevergoeding voor de noodzakelijke kosten die zij hadden gemaakt, met uitzondering van de kosten voor een duurder overhemd, waarvan de noodzaak niet was aangetoond. De kantonrechter wees de vordering tot schadevergoeding toe tot een bedrag van € 386,59, evenals de wettelijke rente over dit bedrag. Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen tot het wettelijke tarief van € 70,17. De proceskosten werden volledig toegewezen aan de vervoerder, die grotendeels ongelijk kreeg in deze procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van luchtvervoerders bij vertraagde of vermiste bagage en de schadebeperkingsplicht van passagiers. De kantonrechter volgde de passagiers in hun vordering voor de noodzakelijke kosten, maar wees andere vorderingen af, wat de noodzaak van zorgvuldige onderbouwing van schadeposten onderstreept.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8466150 \ CV EXPL 20-3478
Uitspraakdatum: 27 september 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Badhoevedorp
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Nijenhuis

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 februari 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen akte uitlating producties meer genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen heeft vervoerd van Amsterdam Schiphol Airport naar Nikos Kazantzakis Heraklion International airport Kreta (Griekenland) met vlucht CND793 op 23 september 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers hebben op de vlucht een stuk ruimbagage ingecheckt. Bij aankomst op Kreta bleek dat deze koffer vermist werd.
2.3.
Tijdens de vermissing van de bagage hebben de passagiers onder meer kosten gemaakt voor de aanschaf van toiletartikelen en kledingstukken. Bovendien voelden de passagiers zich genoodzaakt een reeds betaalde accommodatie een dag eerder dan gepland te verlaten.
2.4.
De passagiers hebben op 27 september 2018 de bagage weer in ontvangst mogen nemen.
2.5.
De passagiers hebben schadevergoeding van de vervoerder gevorderd in verband met de vertraagd afgeleverde bagage.
2.6.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,54, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 november 2018, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 109,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 20 november 2018 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 13 mei 2002 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen (hierna: de Verordening) en het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999, Trb. 2001/91 (hierna: het Verdrag van Montreal). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege vertraagde aankomst van de bagage gehouden is de extra gemaakte kosten te vergoeden tot een bedrag van in totaal € 600,54.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de bagage op 27 september 2018 – 4 dagen na aankomst van de vlucht op Kreta – bij de passagiers is afgeleverd en dat de passagiers daardoor schade hebben geleden. De vervoerder heeft de hoogte van de gevorderde schadevergoeding betwist. Hij heeft aangeboden om een bedrag van € 50,00 per dag (in totaal € 200,00) aan de passagiers te voldoen. De passagiers hebben dit voorstel niet geaccepteerd.
4.2.
De passagiers hebben als productie 3 bij dagvaarding een overzicht van de gemaakte kosten inclusief betaalbewijzen overgelegd. De passagiers hebben kosten gemaakt voor verschillende kledingstukken (in totaal € 231,74) gedurende een periode van vier dagen van afwezigheid van de bagage. Daarbij hebben de passagiers toegelicht dat zij in hun hotelaccommodatie niet de mogelijkheid hadden om kleding te wassen en dat het winkelaanbod schaars was. Daarnaast hebben de passagiers gelet op de bestemming (Kreta) en de periode waarin de reis plaatsvond (september) kosten gemaakt voor een zonnebril
(€ 65,00). De passagiers hebben verder ook kosten gemaakt voor toiletartikelen zoals medicijnen, zonnebrand, shampoo, scheerartikelen en huidverzorging (in totaal € 135,91), een oplader (€ 16,99) en het parkeren bij het winkelcentrum (€ 5,90). De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de gemaakte kosten nodeloos hoog zijn voor een tijdelijke oplossing. De kantonrechter volgt de vervoerder gedeeltelijk in dit verweer. Uit de door de passagiers overgelegde betalingsbewijzen volgt dat de passagiers twee overhemden hebben gekocht; één overhemd voor € 22,00 en één overhemd voor € 68,95. Het is de kantonrechter niet duidelijk waarom de passagiers er, in het kader van hun schadebeperkingsplicht, niet voor hebben gekozen om twee overhemden van € 22,00 te kopen. De kosten voor het duurdere overhemd zullen dan ook worden afgewezen. Ten aanzien van de overige voornoemde kostenposten is de kantonrechter, anders dan de vervoerder, van oordeel dat de kosten in dit geval voldoende noodzakelijk, passend en redelijk zijn gebleken.
4.3.
Ten slotte stellen de passagiers financiële schade te hebben geleden als gevolg van een niet-gebruikte nacht in een van tevoren geboekte en reeds betaalde accommodatie (€ 145,00). Omdat lange tijd onduidelijk was wanneer de bagage van de passagiers bij hen zou worden afgeleverd, voelden de passagiers zich genoodzaakt om de reeds betaalde accommodatie een nacht eerder te verlaten en een dag eerder naar de tweede geboekte accommodatie af te reizen. De origineel geboekte eerste accommodatie lag namelijk erg afgelegen en de passagiers waren niet voornemens om een gehele dag te besteden aan het doen van noodzakelijke aankopen als gevolg van de vertraagd afgeleverde bagage. De vervoerder heeft hiertegen aangevoerd dat Kreta een grote verscheidenheid aan winkels kent, van souvenirwinkels tot winkelketens. Bovendien ligt de bestemming Kissamos op slechts een half uur rijden van de grote stad Chania. De kantonrechter is, mede gelet op het gemotiveerde betoog van de vervoerder, van oordeel dat de passagiers onvoldoende hebben onderbouwd dat er in de buurt van de eerste accommodatie geen, of althans onvoldoende, gelegenheid was om de noodzakelijke aankopen te doen. Het is dan ook niet gebleken dat het als gevolg van de vertraagd afgeleverde bagage noodzakelijk was om een dag eerder naar de tweede accommodatie af te reizen. De gevorderde kosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering tot betaling van de hoofdsom tot een bedrag van € 386,59‬ zal worden toegewezen en voor het overige zal worden afgewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.5.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 70,17 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze grotendeels ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 456,76‬, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 386,59 vanaf 23 september 2018, en over € 70,17 vanaf 18 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 160,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 40,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter