ECLI:NL:RVS:2020:2954
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel
Op 14 december 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 25 november 2020 het beroep van de vreemdeling tegen een vrijheidsbeperkende maatregel, opgelegd bij besluit van 29 oktober 2020, ongegrond verklaard. De vreemdeling had hiertegen hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. E. Schoneveld, advocaat te Haarlem.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de uitspraak van de rechtbank betrekking heeft op een vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Volgens artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000 is het niet mogelijk om tegen een dergelijke uitspraak hoger beroep in te stellen. Hierdoor heeft de Afdeling bestuursrechtspraak zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen.
De beslissing houdt in dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 december 2020, en de beslissing is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, griffier. De griffier heeft de uitspraak ondertekend, aangezien het lid van de enkelvoudige kamer verhinderd was om dit te doen.