ECLI:NL:RVS:2022:2727
Raad van State
- Hoger beroep
- B.P.M. van Ravels
- L.M. Melenhorst
- Rechtspraak.nl
Bestuursdwang wegens onjuist aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in Den Haag
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 30 januari 2022 een besluit genomen tot toepassing van spoedeisende bestuursdwang. Dit besluit volgde op de constatering dat op 19 januari 2022 huishoudelijke afvalstoffen in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 waren aangeboden. De betrokken doos werd aangetroffen naast een inzamelvoorziening op de Gerard Doustraat in Den Haag, en het college ging ervan uit dat de appellant, wiens naam en adres op de doos stonden, verantwoordelijk was voor het verkeerd aanbieden van de doos. De appellant betwistte echter dat hij de doos naast de container had geplaatst en stelde dat hij deze in zijn kantoor had uitgepakt en daar had neergezet met de intentie om deze later naar de container te brengen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 31 augustus 2022 behandeld. De appellant heeft zijn standpunt toegelicht, maar het college heeft in zijn verweerschrift de argumenten van de appellant weerlegd. De Afdeling overwoog dat volgens vaste rechtspraak de persoon tot wie de afvalstoffen kunnen worden herleid, als overtreder kan worden aangemerkt, tenzij het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt. Aangezien de appellant niet met bewijsstukken kon onderbouwen dat hij niet degene was die de doos verkeerd had aangeboden, werd zijn betoog verworpen.
De Afdeling heeft uiteindelijk het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het college om bestuursdwang toe te passen in stand blijft. Het college is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.