ECLI:NL:RVS:2025:1896
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 29 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 15 november 2024 de aanvraag van de appellant afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, verklaarde op 31 maart 2025 het beroep van de appellant ongegrond. Hierop heeft de appellant, vertegenwoordigd door mr. R.P.M. Ngasirin, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over en oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, waarbij de rechterlijke instanties de eerdere oordelen respecteren als deze goed gemotiveerd zijn.