ECLI:NL:RVS:2025:2014

Raad van State

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
202301725/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over duurzaam verblijfsrecht

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 2 november 2020 is genomen. De staatssecretaris heeft vastgesteld dat de appellant geen duurzaam verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer heeft. Dit besluit werd door de staatssecretaris op 22 juni 2021 ongegrond verklaard na bezwaar van de appellant. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, heeft op 17 februari 2023 het beroep van de appellant gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Hierop heeft de appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Petkovski, hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 mei 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202301725/1/V3.
Datum uitspraak: 6 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 17 februari 2023 in zaak nr. NL21.11839 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vastgesteld dat appellant geen duurzaam verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer heeft.
Bij besluit van 22 juni 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 februari 2023 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Petkovski, advocaat in Apeldoorn, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 6 tot en met 7, 8.1 en 9 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2025
846