ECLI:NL:RVS:2025:2367
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 18 maart 2025. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van de appellant tegen het voortduren van een vrijheidsontnemende maatregel, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 16 januari 2025, ongegrond verklaard. De rechtbank had ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Nijholt, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de uitspraak van de rechtbank gaat over het voortduren van de vrijheidsontnemende maatregel, waartegen geen hoger beroep kan worden ingesteld volgens artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de argumenten van de appellant in hoger beroep geen aanleiding geven om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Er is geen sprake van een situatie waarin het verbod op hoger beroep kan worden doorbroken, zoals het ontbreken van een eerlijk proces.
Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 mei 2025, en is vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.