ECLI:NL:RVS:2025:2382

Raad van State

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
202502104/1/V3 en 202502104/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 mei 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 21 september 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Hiertegen had de appellant bezwaar gemaakt, maar dit werd op 25 april 2024 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag had op 13 maart 2025 het beroep van de appellant tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat de appellant niet had uitgelegd waarom de uitspraak van de rechtbank onjuist zou zijn. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, in aanwezigheid van griffier mr. A.A. Snijders.

Uitspraak

202502104/1/V3 en 202502104/2/V3.
Datum uitspraak: 23 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 13 maart 2025 in zaak nr. 24/8725 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 21 september 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 25 april 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. Appellant heeft een hogerberoepschrift ingediend op nader aan te voeren gronden en daarvoor een nadere termijn gevraagd. Die mogelijkheid biedt de Vw 2000 niet. Appellant legt daardoor niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar onjuist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Snijders
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2025
279