ECLI:NL:RVS:2025:2389

Raad van State

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
202502416/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beëindiging opvangvoorzieningen door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers

In deze zaak heeft het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) op 28 oktober 2024 besloten om de opvangvoorzieningen van de appellant te beëindigen. De appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 31 maart 2025 het beroep ongegrond heeft verklaard. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De appellant heeft op 24 april 2025 een brief gestuurd waarin hij verzocht om een nadere termijn voor het indienen van gronden. Deze brief werd echter als een pro-forma-hogerberoepschrift beschouwd, omdat de hogerberoepstermijn van vier weken, zoals vastgesteld in artikel 5, eerste lid, van de Wet COa en artikel 69, eerste lid, van de Vw 2000, op 30 april 2025 afliep. Na een telefonische waarschuwing op 25 april 2025 heeft de appellant op 8 mei 2025 zijn gronden ingediend, maar deze kwamen te laat binnen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de gronden buiten de wettelijke termijn zijn ingediend. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 22 mei 2025.

Uitspraak

202502416/1/V1.
Datum uitspraak: 22 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 maart 2025 in zaak nr. 24/18945 in het geding tussen:
appellant
en
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa).
Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2024 heeft het COa de opvangvoorzieningen van appellant beëindigd.
Bij uitspraak van 31 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.
Appellant heeft een aanvullend stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Appellant heeft bij brief van 24 april 2025 hoger beroep ingesteld en verzocht om een nadere termijn voor het indienen van gronden. Deze brief kan, voor zover appellant daarin stelt dat de uitspraak van de rechtbank niet juist is, slechts als een pro-forma-hogerberoepschrift worden beschouwd. De hogerberoepstermijn bedraagt vier weken, de Afdeling wijst op artikel 5, eerste lid, van de Wet COa en artikel 69, eerste lid, van de Vw 2000. De hogerberoepstermijn liep tot 30 april 2025. Nadat appellant op 25 april 2025 telefonisch hierop is gewezen, heeft zij op 8 mei 2025 haar gronden ingediend. Omdat de gronden buiten de hogerberoepstermijn van vier weken zijn binnengekomen, kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85, derde lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van Q. Boon, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Boon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2025
977