ECLI:NL:RVS:2025:2409

Raad van State

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
202407137/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.P. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van zeven appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 29 oktober 2024 hun beroep ongegrond verklaarde. De appellanten hadden een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf, welke op 8 april 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 16 april 2024, hebben de appellanten beroep aangetekend bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld en dat de aanvraag om de machtiging tot voorlopig verblijf niet kon worden toegewezen. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. H.H.R. Bruggeman, hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. De Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over en stelt vast dat er geen vragen zijn die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 mei 2025.

Uitspraak

202407137/1/V1.
Datum uitspraak: 27 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant 1], [appellant 2], [appellant 3], [appellant 4], [appellant 5], [appellant 6] en [appellant 7],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 oktober 2024 in zaak nr. NL24.20730 in het geding tussen:
appellanten
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 8 april 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om appellanten een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 16 april 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 oktober 2024 heeft de rechtbank het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten, vertegenwoordigd door mr. H.H.R. Bruggeman, advocaat in Leiderdorp, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.P. Vermeulen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Pronk, griffier.
w.g. Vermeulen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Pronk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2025
1028