ECLI:NL:RVS:2025:2421
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 18 december 2024. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De zaak betreft een vrijheidsontnemende maatregel die op 10 november 2024 door de minister van Asiel en Migratie aan appellant is opgelegd. Appellant, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 mei 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Bovendien is het hoger beroep gebaseerd op een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om anders te oordelen in deze zaak.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.