ECLI:NL:RVS:2025:2501

Raad van State

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
202407987/1/V3 en 202407987/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring van verblijfsvergunning aanvraag

Op 2 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een appellant die, samen met haar minderjarig kind, een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd op 30 juli 2024 door de minister van Asiel en Migratie niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft op 19 december 2024 het beroep van de appellant gegrond verklaard, het besluit van de minister vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven. Hierop heeft de appellant, vertegenwoordigd door mr. G. Ocak, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De uitspraak van de voorzieningenrechter is openbaar uitgesproken op 2 juni 2025.

Uitspraak

202407987/1/V3 en 202407987/2/V3.
Datum uitspraak: 2 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[appellant], mede voor haar minderjarig kind,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 19 december 2024 in zaak nr. NL24.30117 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 30 juli 2024 heeft de minister een aanvraag van appellant om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 19 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. G. Ocak, advocaat in Utrecht, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Kraak
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2025
1020