ECLI:NL:RVS:2025:2665
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om niet te worden uitgezet
Op 12 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], een voorlopige voorziening vroegen. De verzoekers, die ook voor hun minderjarige kinderen opkwamen, hadden eerder aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 6 januari 2025 waren afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 23 mei 2025 het beroep van verzoekers tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna verzoekers hoger beroep instelden en verzochten om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekers niet mogen worden uitgezet totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Tevens is bepaald dat de minister van Asiel en Migratie de proceskosten van verzoekers moet vergoeden, die zijn vastgesteld op € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze beslissing is genomen in het kader van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de voorzieningenrechter de belangen van verzoekers heeft afgewogen tegen de belangen van de staat.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor asielzoekers en de noodzaak om hen in bepaalde gevallen tijdelijk te beschermen tegen uitzetting, totdat er een definitieve uitspraak in hun hoger beroep is gedaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 juni 2025.