ECLI:NL:RVS:2025:2781
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 juni 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister op 27 november 2024 was afgewezen. Deze afwijzing werd aangevuld op 3 april 2025. De rechtbank had op 21 mei 2025 het beroep van verzoeker tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoeker hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen geconstateerd dat verzoeker recht heeft op bescherming tegen uitzetting totdat er een definitieve uitspraak in het hoger beroep is gedaan. Tevens is bepaald dat de minister van Asiel en Migratie de proceskosten van verzoeker moet vergoeden, die zijn ontstaan door de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de minister veroordeeld tot een vergoeding van € 907,00, welke geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 25 juni 2025.