ECLI:NL:RVS:2025:2784
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de minister op 4 november 2024 een aanvraag van appellant om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 27 mei 2025 het beroep ongegrond verklaarde. Appellant, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 juni 2025 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld en het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak. De voorzieningenrechter oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.