ECLI:NL:RVS:2025:390
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie tot bewaring van een vreemdeling
Op 4 februari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 23 december 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling was op 5 december 2024 door de minister van Asiel en Migratie in bewaring gesteld, met ingang van de volgende dag. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.R. Weegenaar, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Bovendien zag de Afdeling ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten.
De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak was om de aangevallen uitspraak te bevestigen. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 4 februari 2025, en de betrokken rechters waren mr. B. Meijer als lid van de enkelvoudige kamer en mr. J. van de Kolk als griffier.