ECLI:NL:RVS:2025:493

Raad van State

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
202500463/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak in vreemdelingenrechtelijke zaak

Op 1 augustus 2019 heeft de vreemdeling de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, verzocht om herziening van de uitspraak van 27 mei 2019 in zaak nr. NL19.11005. De rechtbank heeft dit verzoek op 24 januari 2025 aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State doorgezonden. De Afdeling heeft op 19 juni 2019 al eerder uitspraak gedaan op het hoger beroep van de vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank van 27 mei 2019. De rechtbank heeft het verzoek van de vreemdeling terecht aangemerkt als een verzoek om herziening van de uitspraak van de Afdeling, waarop de Afdeling moet beslissen.

De Afdeling kan onder bepaalde omstandigheden een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op basis van nieuwe feiten en omstandigheden, zoals vastgelegd in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval heeft de vreemdeling echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een herziening zouden rechtvaardigen.

Daarom heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het verzoek van de vreemdeling afgewezen. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.

Uitspraak

202500463/1/V3.
Datum uitspraak: 11 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) van de uitspraak van de Afdeling van 19 juni 2019, in zaak nr. 201904122/1/V3.
Procesverloop
Op 1 augustus 2019 heeft verzoeker de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, verzocht om herziening van de uitspraak van 27 mei 2019 in zaak nr. NL19.11005.
Bij brief van 24 januari 2025 heeft de rechtbank dat verzoek aan de Afdeling doorgezonden.
Overwegingen
1.       Bij uitspraak van 19 juni 2019 heeft de Afdeling op het hoger beroep van de vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank van 27 mei 2019 beslist. De rechtbank heeft het verzoek van de vreemdeling daarom terecht aangemerkt als een verzoek om herziening van de uitspraak van de Afdeling, waarop de Afdeling moet beslissen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4821).
2.       De Afdeling kan onder omstandigheden een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van nieuwe feiten en omstandigheden (artikel 8:119, eerste lid, van de Awb). De verzoeker heeft zulke feiten of omstandigheden niet aangevoerd.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2025
872