ECLI:NL:RVS:2025:5308

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
202407259/1/V6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering bevestiging optieverklaring Nederlanderschap door burgemeester Utrecht

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant], die de Marokkaanse nationaliteit heeft, tegen de weigering van de burgemeester van Utrecht om zijn optieverklaring ter verkrijging van het Nederlanderschap te bevestigen. De burgemeester heeft deze weigering gebaseerd op artikel 6, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, omdat er ernstige vermoedens zijn dat [appellant] een gevaar vormt voor de openbare orde. Dit vermoeden is voortgekomen uit een veroordeling door de politierechter op 4 juli 2018, waarbij [appellant] een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 80 uur opgelegd kreeg. De rehabilitatietermijn van vijf jaar was ten tijde van het besluit van 20 december 2023 nog niet verstreken.

[appellant] heeft in zijn hoger beroep betoogd dat zijn persoonlijke omstandigheden, zoals zijn medische klachten en het verloop van de procedure, zo bijzonder zijn dat de burgemeester van het beleid had moeten afwijken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de burgemeester zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het beleid rechtvaardigen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 23 september 2025 behandeld en heeft geconcludeerd dat de hogerberoepsgronden van [appellant] niet slagen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de persoonlijke omstandigheden van [appellant] niet zo bijzonder zijn dat de burgemeester had moeten afwijken van het beleid. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

202407259/1/V6.
Datum uitspraak: 5 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Vleuten, gemeente Utrecht,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­Nederland van 22 november 2024 in zaak nr. 23/6588 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Utrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juli 2023 heeft de burgemeester de door [appellant] afgelegde verklaring ter verkrijging van het Nederlanderschap (hierna: de optieverklaring) geweigerd te bevestigen.
Bij besluit van 20 december 2023 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 november 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2025, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door W. van Beveren, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft de Marokkaanse nationaliteit. Op 31 maart 2023 heeft [appellant] de optieverklaring afgelegd. De burgemeester heeft de bevestiging van de optieverklaring op grond van artikel 6, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap geweigerd, omdat er ernstige vermoedens bestaan dat [appellant] een gevaar vormt voor de openbare orde. De reden hiervoor is dat de politierechter [appellant] op 4 juli 2018 heeft veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis, heeft opgelegd. [appellant] heeft op 5 december 2019 zijn taakstraf vervuld. De rehabilitatietermijn van vijf jaar als bedoeld in de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (hierna: de Handleiding) was hierdoor ten tijde van het besluit van 20 december 2023 nog niet verstreken. Er zijn volgens de burgemeester geen bijzondere omstandigheden, die maken dat hij in afwijking van het beleid de optieverklaring toch had moeten bevestigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester zich niet ten onrechte op dit standpunt heeft gesteld.
Hoger beroep en beoordeling
2.       [appellant] betoogt dat de door hem aangevoerde omstandigheden wel zo bijzonder zijn dat de burgemeester van het beleid had moeten afwijken. De rechtbank heeft volgens [appellant] in haar oordeel te weinig rekening gehouden met zijn persoonlijke situatie, het verloop van de procedure en zijn medische klachten. [appellant] betwist dat hij een gevaar is voor de openbare orde, omdat hij op 1 februari 2022 een Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG) heeft gekregen. Verder is een optieverklaring volgens [appellant] minder streng dan naturalisatie en had de burgemeester daarom meer mogelijkheden om een uitzondering te maken.
3.       De hogerberoepsgronden slagen niet. De Afdeling overweegt hiertoe als volgt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de burgemeester de door [appellant] aangevoerde persoonlijke omstandigheden niet ten onrechte niet zo bijzonder heeft geacht dat hij had moeten afwijken van het beleid. Dat [appellant] al lang in Nederland woont, als enige in zijn gezin geen Nederlander is en hartklachten heeft, is in dit soort procedures geen ongebruikelijke situatie en dus niet bijzonder genoeg. Dat de burgemeester zijn bezwaar tijdelijk heeft aangehouden is ook geen reden om af te wijken van het beleid. Dit is alleen al zo, omdat [appellant] de burgemeester hiervoor zelf toestemming heeft gegeven. Dat [appellant] een VOG heeft gekregen is ook geen bijzondere omstandigheid. Op de toekenning van een VOG is een ander wettelijk kader van toepassing en hieruit kan alleen worden afgeleid dat het justitiële verleden van [appellant] geen bezwaar vormt om bepaalde werkzaamheden uit te voeren. Anders dan [appellant] betoogt, is het niet zo dat de burgemeester bij een optieverklaring eerder wegens bijzondere omstandigheden mag afwijken van het beleid dan bij naturalisatie. In de Handleiding is namelijk opgenomen dat de burgemeester in de beoordeling of sprake is van bijzondere omstandigheden verplicht is om bij een optieverklaring dezelfde normen toe te passen als bij naturalisatie. De Afdeling acht deze invulling van het beleid niet onredelijk.
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.E. de Ruijter, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Ruijter
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2025
887-1127