ECLI:NL:RVS:2025:601

Raad van State

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
202500346/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Asiel en Migratie

Op 18 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen beroep hadden ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag had eerder, op 20 december 2024, de beroepen van de vreemdelingen gegrond verklaard en de minister van Asiel en Migratie opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen op de asielaanvragen. Tevens was de minister veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,00 per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 15.000,00.

Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij vroeg om schorsing van de uitspraak van de rechtbank. De vreemdelingen hebben hun standpunten schriftelijk uiteengezet. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en besloten geen voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de minister is afgewezen, en hij is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die op € 907,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om tijdig besluiten te nemen in asielzaken en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen de belangen van de vreemdelingen en de minister zorgvuldig afgewogen, maar heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen.

Uitspraak

202500346/2/V1.
Datum uitspraak: 18 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 20 december 2024 in zaken nrs. NL24.42782 en NL24.42793 in het geding tussen:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kinderen,
en
de minister.
Procesverloop
De vreemdelingen hebben beroepen ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op aanvragen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 20 december 2024 heeft de rechtbank die beroepen gegrond verklaard, het met besluiten gelijk te stellen niet tijdig nemen van besluiten vernietigd, de minister opgedragen om binnen zestien weken na de dag van verzending van de uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvragen van de vreemdelingen en bepaald dat hij aan de vreemdelingen een dwangsom van € 100,00 moet betalen voor elke dag dat hij die termijn overschrijdt, tot een maximum van € 15.000,00.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter om hangende het hoger beroep de voorlopige voorziening te treffen dat de uitspraak van de rechtbank wordt geschorst.
2.       Gelet op de belangen die de minister en de vreemdelingen naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.T. Gazai, griffier.
w.g. De Poorter
voorzieningenrechter
w.g. Gazai
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2025
966