ECLI:NL:RVS:2025:609

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
202302693/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.P. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf

Op 1 februari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. Hiertegen heeft de referent bezwaar gemaakt, dat op 27 september 2021 ongegrond is verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft op 7 april 2023 het beroep van de referent tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De referent, vertegenwoordigd door mr. P.L.M. Stieger, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Raad oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit betekent dat de rechtbank niet verder hoeft te motiveren waarom het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak.

Daarnaast wordt opgemerkt dat, hoewel de situatie in Syrië eind 2024 mogelijk relevant zou kunnen zijn, deze niet bij het oordeel van de Raad kan worden betrokken, gezien het toetsingskader in deze zaak. De referent kan deze situatie wel aanvoeren in een nieuwe aanvraag. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202302693/1/V2.
Datum uitspraak: 19 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 7 april 2023 in zaak nr. 21/5790 in het geding tussen:
referent
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 1 februari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om [de vreemdeling] een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 27 september 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door referent gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 april 2023 heeft de rechtbank het daartegen door referent ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft referent, vertegenwoordigd door mr. P.L.M. Stieger, advocaat in ‘s-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Voor zover de eind 2024 veranderde situatie in Syrië relevant zou kunnen zijn voor deze zaak, kan de Afdeling die, gelet op het toetsingskader in deze zaak, niet bij haar oordeel betrekken. Referent kan die ten grondslag leggen aan een nieuwe aanvraag.
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.P. Vermeulen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Vermeulen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025
307-1087