ECLI:NL:RVS:2025:609
Raad van State
- Hoger beroep
- B.P. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf
Op 1 februari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. Hiertegen heeft de referent bezwaar gemaakt, dat op 27 september 2021 ongegrond is verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft op 7 april 2023 het beroep van de referent tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De referent, vertegenwoordigd door mr. P.L.M. Stieger, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Raad oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit betekent dat de rechtbank niet verder hoeft te motiveren waarom het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak.
Daarnaast wordt opgemerkt dat, hoewel de situatie in Syrië eind 2024 mogelijk relevant zou kunnen zijn, deze niet bij het oordeel van de Raad kan worden betrokken, gezien het toetsingskader in deze zaak. De referent kan deze situatie wel aanvoeren in een nieuwe aanvraag. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.