ECLI:NL:RVS:2025:668

Raad van State

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
202500383/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Asiel en Migratie

Op 20 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling beroep had ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank had eerder, op 23 december 2024, het beroep gegrond verklaard en de minister van Asiel en Migratie opgedragen om binnen acht weken de asielprocedure te starten en binnen acht weken daarna een besluit te nemen. De minister verbeurde een dwangsom van € 100,00 per dag bij overschrijding van deze termijnen, met een maximum van € 15.000,00. Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de minister als de vreemdeling afgewogen en besloten geen voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de minister werd afgewezen, en hij werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het verzoek € 907,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202500383/2/V1.
Datum uitspraak: 20 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 23 december 2024 in zaak nr. NL24.23363 in het geding tussen:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
en
de minister.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 23 december 2024 heeft de rechtbank dat beroep gegrond verklaard en bepaald dat de minister binnen acht weken na de datum van de uitspraak de algemene asielprocedure aanvangt en binnen acht weken daarna een besluit neemt op de aanvraag van de vreemdeling. De staatssecretaris verbeurt hierbij een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat hij die termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,00.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de minister en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.
w.g. De Poorter
voorzieningenrechter
w.g. De Lange
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2025
999