ECLI:NL:RVS:2025:685

Raad van State

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
BRS.24.000493
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen bewaring door minister van Asiel en Migratie

Op 25 februari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 18 december 2024 het beroep van de vreemdeling tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie om hem in bewaring te stellen, ongegrond verklaard. De vreemdeling had hiertegen hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. H.J. Janse, advocaat in Groningen.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel was gekomen. De Afdeling nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde. De Afdeling zag geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 februari 2025, en de betrokken rechters waren mr. M. den Heyer en mr. W.M. Vos, die als griffier fungeerde.

Uitspraak

BRS.24.000493
Datum uitspraak: 25 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 18 december 2024 in zaak nr. NL24.47752 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 29 november 2024 heeft de minister de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 18 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.J. Janse, advocaat in Groningen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.  Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 11.1 en 12.1 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.  Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.  De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Den Heyer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2025
347-1102