ECLI:NL:CBB:2000:AA9274
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing verzoek om energieverklaring op grond van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964
In deze zaak heeft appellante, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken, waarin haar verzoek om een energieverklaring werd afgewezen. Het beroep is ingediend op 21 december 1998, naar aanleiding van een besluit van 14 december 1998, dat betrekking had op de afwijzing van haar verzoek om een verklaring voor energie-investeringen. De Minister had op 12 maart 1999 een verweerschrift ingediend. De zitting vond plaats op 7 december 2000, waarbij appellante niet aanwezig was.
De kern van het geschil betreft de toepassing van artikel 11 van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964, dat regels stelt voor energie-investeringen. Appellante had op 6 mei 1998 een investering aangemeld voor 3 HR-verwarmingsketels, maar de aanmelding was te laat, aangezien deze meer dan drie maanden na de datum van de verplichtingen was ingediend. De Minister handhaafde zijn besluit op basis van de termijnvoorschriften die in de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek zijn vastgelegd.
Appellante voerde aan dat er sprake was van een misverstand met de installateur, waardoor het verzoek te laat was verzonden. Het College oordeelde echter dat de verantwoordelijkheid voor tijdige indiening bij de aanvrager ligt en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de termijnvoorschriften rechtvaardigden. Het College concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. H.C. Cusell, met mr. J.A. Hoovers-Backaert als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 21 december 2000. Tegen deze uitspraak kan beroep in cassatie worden ingesteld, met verwijzing naar de aanbiedingsbrief bij deze uitspraak.