De bedrijfsvoering en samenhangende financiering van verzoeker zijn afgestemd op het
fokken van biggen op de B-locatie, de opfok van die biggen op de D-locatie en vervolgens
de afvoer van die biggen naar derden. In het geval dat het verzoeker niet is toegestaan de
biggen van zijn D-locatie aan derden te verkopen en transporteren, is verzoeker niet langer
in staat zijn D-locatie te exploiteren.
Er bestaan geen uitbreidingsmogelijkheden voor de beide locaties. Uitbreiding van de
B-locatie is niet mogelijk om reden van de verleende milieuvergunning en de grootte van
het bouwblok. Uitbreiding van het D-bedrijf is financieel niet haalbaar. Reductie van de
zeugenstapel is evenmin financieel haalbaar.
In zijn brief van 3 mei 2000 aan de RVV heeft verzoeker voor de bij zijn bedrijfsvoering
gerezen problemen een oplossing aangedragen, die naar zijn mening de enige denkbare en
financieel haalbare is.
Het door verzoeker gedane voorstel bestaat uit aanpassing van de bedrijven, waardoor het
bedrijf aan de C(straat), thans B-bedrijf, de A-status en het bedrijf aan de B(straat), thans
D-bedrijf, de C-status verkrijgt, onder verlening van ontheffing van het bepaalde in art. 11,
derde lid Awb, zodat hij biggen met een lager gewicht dan 80 kg kan afvoeren van het
beoogde C-bedrijf naar een D-bedrijf.
Indien niet aan zijn voorstel tegemoet wordt gekomen, zal dat zal zijn faillissement
betekenen.
Het belang van verzoeker bij verlening van de verzochte ontheffing is groter dan het belang
van verweerder bij niet verlening daarvan. Verzoeker is van oordeel dat door verlening van
de ontheffing de veterinaire risico's niet worden vergroot. In dit verband noemt verzoeker
dat er sprake is van twee UBN-nummers, dat de beide locaties door verzoeker worden
ge‰xploiteerd, dat op slechts ‚‚n van de locaties varkens van derden worden aangevoerd,
dat beide locaties samen het aantal afvoercontracten van ‚‚n bedrijf hebben, dat bij het
transport geen grondgebied van derden wordt betreden anders dan via de openbare weg, dat
‚‚n locatie is ingericht voor het houden van zeugen, dat de andere locatie is ingericht voor
het houden van gespeende biggen, dat het transport plaatsvindt met eigen vervoer en dat
ieder vervoer wordt gemeld overeenkomstig de RVL- en I&R-verplichtingen.
Verzoeker voldoet aan nagenoeg alle voorwaarden van de Regeling die gesteld worden bij
ontheffingen voor bedrijven met twee vestigingen aan weerszijden van een weg. Aan
slechts twee voorwaarden wordt niet voldaan, namelijk de afstand van maximaal 100 meter
en de ligging van varkensbedrijven tussen de locaties.
In casu bedraagt de afstand 900 meter tussen de beide locaties en bevinden zich twee
varkensbedrijven langs de route. In dit kader dient met het oog op de bedrijfsbelangen van
verzoeker, een veterinaire beoordeling plaats te vinden.
Uit het feit dat een ontheffingsregeling in het leven is geroepen, blijkt dat van het
uitgangspunt dat varkens slechts ‚‚nmaal in hun leven mogen worden vervoerd, afgeweken
kan worden. Niet valt in te zien dat een dergelijke uitzondering voor verzoeker niet
gemaakt kan worden. In dit verband heeft verzoeker opgemerkt dat de afstand zeer kort is,
dat het transport slechts ‚‚nmaal per drie tot vier weken plaatsvindt (‚‚n rit), dat het eigen
vervoermiddel nimmer voor externe ritten wordt gebruikt, dat het eigen vervoermiddel na
iedere drie- tot vierwekelijkse rit wordt gereinigd en ontsmet en dat op beide bedrijven
vergaande hygi‰nemaatregelen zijn getroffen. Besmettingsrisico wordt daardoor zonder
meer uitgesloten. De door verweerder genoemde veterinaire risico's, bestaande uit het extra
transport over de openbare weg, de contacten tussen de twee locaties en het aantal
afvoercontacten bij een C-bedrijf doen zich naar de mening van verzoeker dan ook niet
voor, of zijn op eenvoudige wijze te ondervangen. Er is voorts sprake van een gesloten
bedrijfsvoering, externe contacten vinden niet plaats.
Verweerder heeft onvoldoende onderbouwd dat middels transport van varkens, er sprake is
van een re‰el besmettingsrisico. Evenzeer is de stelling van verweerder onvoldoende
onderbouwd dat indien er op ‚‚n van de beide locaties een besmetting wordt geconstateerd,
direct sprake is van twee besmettingshaarden. Het bedrijf van verzoeker brengt in dit
opzicht geen groter risico met zich mee.
Verzoeker ziet niet in dat het vervoer van varkens met een lager gewicht dan 80 kg, een
groter veterinair risico met zich zou meebrengen dan het vervoer van varkens zwaarder dan
80 kg.