ECLI:NL:CBB:2001:AB0307
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit Minister van Landbouw inzake oppervlakte voederareaal
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 februari 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen A Landbouwbedrijf B.V. en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De appellante, A Landbouwbedrijf B.V., had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister, waarin het bezwaar van appellante tegen het op nul stellen van haar oppervlakte voederareaal ongegrond werd verklaard. De procedure begon op 29 juli 1999, toen appellante een beroepschrift indiende tegen het besluit van 30 juni 1999. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een herbeoordeling van de oppervlakte voederareaal, die door de Minister was vastgesteld op 0 ha, nadat eerder een oppervlakte van 20.29 ha was vastgesteld. De Minister had in zijn besluit aangegeven dat de appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor het opgeven van een perceel als voederareaal, omdat er op het perceel nog fruitbomen stonden, wat in strijd was met de regelgeving.
Tijdens de zitting op 30 november 2000 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Appellante voerde aan dat zij door omstandigheden buiten haar macht niet in staat was om het perceel tijdig beschikbaar te stellen als voederareaal. De Minister stelde echter dat appellante niet tijdig een beroep op overmacht had gedaan, zoals vereist door de regelgeving. Het College oordeelde dat de Minister terecht had vastgesteld dat het perceel niet als voederareaal kon worden aangemerkt, omdat het niet beschikbaar was voor de rundveehouderij op de relevante datum. Het beroep op overmacht werd afgewezen, omdat appellante niet binnen de gestelde termijn had gemeld dat zij door overmacht niet aan haar verplichtingen kon voldoen.
Het College verklaarde het beroep van appellante ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor landbouwbedrijven om zich strikt aan de regelgeving te houden en tijdig te reageren op beslissingen van de overheid.