5. De beoordeling van het geschil
5.1 In geschil is of verweerders weigering het premiebedrag vast te stellen, steun vindt in de
Premieregeling.
Appellante heeft daartoe op de eerste plaats aangevoerd dat de Premieregeling niet
voorschrijft dat nieuwe arbeidsplaatsen tot stand worden gebracht. Verweerder meent
daarentegen dat de term "het cre‰ren van nieuwe arbeidsplaatsen" het scheppen van voor
de gemeente Lelystad nieuwe arbeidsplaatsen betekent. Dienaangaande overweegt het
College als volgt.
Artikel 2 van de Premieregeling dient naar zijn tekst, gezien het woord "cre‰ren", aldus te
worden uitgelegd dat premie wordt verleend ter zake van nieuwe arbeidsplaatsen die met
het project tot stand worden gebracht. Zodanige uitleg is ook in overeenstemming met het
met de Premieregeling beoogde doel, te weten de stimulering van de sociaal-economische
ontwikkeling van Lelystad.
Blijkens het bestreden besluit begrijpt verweerder bovendien in het kader van deze
stimulering niet onder zodanige nieuwe arbeidsplaatsen, de arbeidsplaatsen die in fysieke
zin tot stand zijn gebracht met de investeringen in grond, een nieuw bedrijfsgebouw en
nieuwe bedrijfsuitrusting, en die vervolgens worden bezet door werknemers van een
overgenomen bedrijf dat eveneens in Lelystad was gevestigd. Naar het oordeel van het
College is deze uitleg verenigbaar met doel en strekking van de Premieregeling.
5.2.1 Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 13, vijfde lid, van de
Premieregeling, en met name op onderdeel c, dat ziet op het geval dat de ondernemer
zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt, dat verweerder op de aanvraag
een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens bekend waren
gemaakt. Verweerder acht weliswaar aannemelijk dat appellante tegenover onder meer een
ambtenaar van verweerders ministerie de bedoelde activa- en passivatransactie heeft
uiteengezet, maar stelt dat het contract inzake de bedrijfsovername hem eerst nadien
bekend is geworden.
Het College overweegt dienaangaande dat verweerder niet duidelijk heeft gemaakt en dat
ook overigens niet duidelijk is kunnen worden welke ter zake relevante informatie hij uit
dit contract heeft verkregen, waarover hij niet reeds ten tijde van zijn premietoezegging
van 18 mei 1993 beschikte na de uiteenzetting die hij had gekregen over de overgang van
(de) activa en passiva van de in moeilijkheden geraakte vennootschap AMBI. Met name
heeft verweerder niet aangegeven waarom deze overgang door hem niet is begrepen als
overgang van de onderneming van AMBI of een deel van deze onderneming in de zin van
het toenmalige artikel 1639 aa, eerste lid onder b, van het Vierde Boek van het Burgerlijk
Wetboek, waardoor de rechten en verplichtingen uit arbeidsovereenkomst jegens de bij
AMBI werkzame werknemers zijn overgegaan op appellante ingevolge het toenmalige
artikel 1639 bb van dit wetboek.
Evenmin valt derhalve in te zien waarom verweerder op de aanvraag om premie een andere
beslissing zou hebben genomen dan hij bij zijn besluit van 18 mei 1993 heeft gedaan,
indien hem bij bedoelde uiteenzetting over de overgang van activa en passiva van AMBI
het contract dat aan deze overgang ten grondslag ligt, zou zijn overgelegd.
Derhalve heeft verweerder voor het bestreden besluit tevergeefs een grondslag gezocht in
artikel 13, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Premieregeling.
5.2.2 Verweerder heeft het bestreden besluit voorts doen steunen op artikel 13, vijfde lid, aanhef
en onder a, van de Premieregeling. Dienaangaande overweegt het College dat uit hetgeen
verweerder heeft gesteld en overigens is gebleken, niet valt af te leiden dat appellante niet
heeft voldaan aan de bij of krachtens artikel 11 gestelde voorwaarden.
Immers, tussen partijen is niet in geschil dat appellante binnen de termijn, bepaald in
genoemd artikelonderdeel, de betrokken grond, bedrijfsgebouwen en duurzame
bedrijfsmiddelen heeft verworven en in gebruik gesteld, waarmee in fysieke zin tenminste
tien arbeidsplaatsen zijn tot stand gebracht. Niet gebleken is dat deze verwerving en
ingebruikstelling niet is geschied overeenkomstig hetgeen bij de aanvraag is opgegeven en
nadien tegenover verweerder is uiteengezet over bedoelde activa- en passivatransactie met
AMBI.