ECLI:NL:CBB:2001:AB1543
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- H.G. Lubberdink
- B. van Velzen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake ruiming van dieren op bedrijf
In deze zaak heeft de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 mei 2001 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker A, die zich verzet tegen de ruiming van zijn evenhoevige dieren. Dit besluit volgde op een eerdere aankondiging van de Directeur van de Rijksdienst voor de Keuring van vee en vlees, waarin werd aangegeven dat de dieren op verzoekers bedrijf geruimd zouden worden. Verzoeker had eerder, op 21 en 22 april 2001, al een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat door de president was afgewezen.
In zijn beoordeling van het nieuwe verzoek op 23 april 2001, concludeerde de president dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De president herhaalde dat het primaire bedrijf in X op goede gronden besmet was verklaard en dat de veterinaire risico's die door verweerder waren uiteengezet, niet overtuigend waren weersproken door verzoeker. De president oordeelde dat het beleid om alle bedrijven binnen een zone van 2 kilometer als verdachte aan te merken en te ruimen, gerechtvaardigd was.
Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het in wezen een herhaling was van eerdere standpunten van verzoeker zonder nieuwe gezichtspunten. De president achtte geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken, waarbij de president en de griffier aanwezig waren.