ECLI:NL:CBB:2001:AB2090
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J. Kuiper
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen gedeeltelijke weigering aanwezigheidsvergunning op grond van de Wet op de kansspelen
In deze zaak heeft appellante, een horeca-exploitant, beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van 's-Gravenhage, waarbij een aanvraag voor een aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten gedeeltelijk werd geweigerd. De aanvraag was gedaan op 14 september 1998, maar de burgemeester verleende slechts vergunning voor één kansspelautomaat voor de periode van 1 juni 1998 tot 1 juni 1999. Appellante was van mening dat haar inrichting als hoogdrempelig moest worden aangemerkt, wat recht zou geven op een vergunning voor twee kansspelautomaten.
De procedure begon op 3 april 2000 met de indiening van het beroepschrift. Na ontvangst van een verweerschrift op 10 juli 2000 en aanvullende stukken op 12 april 2001, vond de zitting plaats op 19 april 2001. Tijdens de zitting werd appellante bijgestaan door haar advocaat, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de burgemeester terecht de inrichting van appellante als laagdrempelig had aangemerkt, wat leidde tot de beperking van het aantal vergunningen. Het College concludeerde dat appellante geen rechtens te honoreren belang had bij haar beroep, aangezien de vergunning voor de periode van 1 juni 1998 tot 1 juni 1999 al was verleend. Het beroep werd derhalve niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.J. Kuiper, met mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en vond plaats op 31 mei 2001. De beslissing van het College bevestigde de eerdere standpunten van de burgemeester en wees het beroep van appellante af.