ECLI:NL:CBB:2001:AB2512
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen korting op tegemoetkoming bij schade door klassieke varkenspest
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 juli 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen appellant A, vertegenwoordigd door drs. H.P.W. Havens, en de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister, waarbij een korting van 35% op de tegemoetkoming in de schade was opgelegd vanwege het niet tijdig melden van de aanvoer van varkens. De procedure begon op 15 april 1998, toen appellant een beroepschrift indiende tegen het besluit van 19 maart 1998. Na een schriftelijke uitwisseling van standpunten, besloot het College om het onderzoek ter zitting achterwege te laten.
De kern van het geschil draait om de vraag of de opgelegde korting kan worden beschouwd als een sanctie in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Appellant betoogde dat de korting een administratieve boete is en dat de rechtswaarborgen niet zijn nageleefd. Het College oordeelde echter dat de korting niet kan worden aangemerkt als een leed toevoegende sanctie en dat er geen sprake is van een 'criminal charge'. Het College benadrukte het belang van het naleven van de meldingsplicht voor de bestrijding van besmettelijke ziekten zoals klassieke varkenspest.
Het College verwierp de argumenten van appellant dat de korting onevenredig was en dat het kortingenstelsel in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. Het College concludeerde dat de opgelegde korting niet onevenredig was, gezien de belangen van de varkenshouderij en de noodzaak van een effectieve bestrijding van het varkenspestvirus. De uitspraak van het College bevestigde dat de korting op de tegemoetkoming rechtmatig was en dat het beroep van appellant ongegrond werd verklaard.