ECLI:NL:CBB:2001:AB3257
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- R.R. Winter
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 juli 2001 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, A, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, waarin hem kosten van onderzoek van behandelde dieren in rekening werden gebracht. Verzoeker diende op 7 maart 2001 een bezwaarschrift in en vroeg om een voorlopige voorziening om de betalingsverplichting op te schorten totdat er definitief in zijn beroepschrift was beslist. De minister gaf aan niet over te gaan tot invordering van het bedrag totdat de rechtmatigheid van het besluit vaststond.
Echter, op 30 maart 2001 stelde de minister dat er geen sprake was van spoedeisend belang, omdat verzoeker niet binnen de gestelde termijn had betaald. Verzoeker trok zijn verzoek om voorlopige voorziening in op 12 april 2001, maar vroeg wel om een proceskostenveroordeling. De president oordeelde dat de minister aan verzoeker tegemoet was gekomen door de invordering op te schorten. De president concludeerde dat de betalingsverplichting niet was opgeschort door het enkele feit dat verzoeker niet tijdig had betaald.
De president heeft het verzoek om kostenveroordeling toegewezen en de minister veroordeeld in de kosten van het geding, begroot op fl. 710,--. De Staat der Nederlanden werd aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen.