ECLI:NL:CBB:2001:AB6585
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Tegemoetkoming in schade door ruiming van varkens vanwege klassieke varkenspest
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 augustus 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant A, een varkenshouder, en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van 16 december 1997, waarin zijn bezwaar tegen een eerdere beslissing van 29 mei 1997 werd afgewezen. Deze eerdere beslissing betrof de toekenning van een tegemoetkoming in de schade die appellant had geleden door de ruiming van zijn varkens, die verdacht waren van besmetting met klassieke varkenspest. De procedure begon op 26 januari 1998, toen het College het beroepschrift ontving. Tijdens de zitting op 3 juli 2001 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij ook deskundigen van de verweerder aanwezig waren.
De kern van het geschil draait om de vraag of de tegemoetkoming die aan appellant is toegekend, voldoende is en of deze in overeenstemming is met de wet- en regelgeving. Appellant betoogde dat de regeling voor tegemoetkomingen in de schade niet sluitend is en dat er ongelijkheid bestaat in de behandeling van verschillende soorten varkensbedrijven. Hij stelde dat de schade die hij heeft geleden door de maatregelen ter bestrijding van de varkenspest niet als een normaal bedrijfsrisico kan worden beschouwd. Verweerder daarentegen verdedigde het standpunt dat de schadevergoeding een gesloten stelsel is en dat appellant geen recht heeft op een hogere tegemoetkoming dan hem is toegekend.
Het College oordeelde dat verweerder in redelijkheid onderscheid heeft kunnen maken tussen verschillende soorten varkensbedrijven en dat de toekenning van de tegemoetkoming aan appellant in overeenstemming was met de geldende regelgeving. Het College verklaarde het beroep van appellant ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van belangen bij besluiten die betrekking hebben op de gezondheid van dieren en de gevolgen daarvan voor de betrokken bedrijven.