ECLI:NL:CBB:2001:AD3429
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Verdachtverklaring van varkens en getroffen bestrijdingsmaatregelen in verband met klassieke varkenspest
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 augustus 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant A, een varkenshouder, en de Inspecteur-Districtshoofd van de Veterinaire Dienst. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 23 december 1999, waarin verweerder de varkens op het bedrijf van appellant verdacht verklaarde van besmetting met klassieke varkenspest. Dit besluit volgde op eerdere besluiten van 26 maart 1997, waarin maatregelen werden aangekondigd, waaronder de mogelijkheid tot het doden van de verdachte dieren.
De procedure begon op 27 januari 2000 met de indiening van het beroepschrift. Tijdens de zitting op 17 juli 2001 was appellant niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. J.F.C. Mulders, was wel aanwezig. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. J.J.H.M. Hanssen en mr drs P.J. Kooiman. De kern van het geschil draaide om de vraag of de verdachtverklaring van de varkens en de daaropvolgende maatregelen terecht waren genomen. Appellant betwistte de juistheid van de verdachtverklaring en voerde aan dat hij geen sperma had ontvangen van het besmette KI-station Wanroij, maar van een ander station.
Het College heeft vastgesteld dat verweerder voldoende onderbouwing had voor de genomen besluiten. Het College oordeelde dat de criteria die verweerder hanteerde voor de verdachtverklaring van de varkens redelijk waren en dat appellant niet had aangetoond dat deze criteria onterecht waren toegepast. De varkens waren op basis van de ontvangen sperma van het besmette KI-station terecht als verdacht aangemerkt. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en het College oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van de wetenschappelijke onderbouwing van beleidsregels in het bestuursrecht en de zorgvuldigheid die van bestuursorganen wordt verwacht bij het nemen van besluiten die ingrijpende gevolgen hebben voor betrokkenen.