ECLI:NL:CBB:2001:AD3633
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij inzake schadevergoeding na uitbraak van klassieke varkenspest
In deze zaak heeft appellante, een varkensbedrijf, beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Dit besluit, genomen op 10 november 1999, betrof de afhandeling van een bezwaar dat appellante had ingediend tegen een eerdere beslissing van 22 september 1997, waarin een tegemoetkoming in schade werd toegekend na de preventieve ruiming van haar varkens in verband met de uitbraak van klassieke varkenspest. Appellante stelde dat zij recht had op een volledige schadevergoeding, omdat verweerder niet had voldaan aan de vereisten van zorgvuldigheid en proportionaliteit bij de genomen maatregelen. De zitting vond plaats op 24 juli 2001, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar directeur en verweerder door zijn gemachtigden.
De kern van het geschil draaide om de vraag of de schade die appellante had geleden als gevolg van de overheidsmaatregelen, als normaal bedrijfsrisico moest worden aangemerkt of dat zij recht had op een aanvullende schadevergoeding. Appellante voerde aan dat verweerder in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelde door niet te voorzien in een alomvattende schadeloosstelling. Verweerder daarentegen stelde dat de Gwd enkel voorziet in een tegemoetkoming en dat de maatregelen rechtmatig waren. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat de schade die niet voor vergoeding in aanmerking kwam, als normaal bedrijfsrisico moest worden aangemerkt.
Het College volgde appellante niet in haar argumenten en concludeerde dat het beroep ongegrond was. De beslissing van het College werd op 4 september 2001 openbaar uitgesproken, waarbij het College geen termen aanwezig achtte voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak bevestigde dat de registratie van appellante als mestbedrijf correct was en dat de genomen maatregelen in overeenstemming waren met het beleid van verweerder.