ECLI:NL:CBB:2001:AD3652
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van de Inspecteur-Districtshoofd van de Veterinaire dienst inzake verdachtverklaring van varkens op een varkensbedrijf
In deze zaak heeft appellante, een varkenshouder, beroep ingesteld tegen een besluit van de Inspecteur-Districtshoofd van de Veterinaire dienst, dat op 23 maart 1999 is genomen. Dit besluit volgde op de bezwaren van appellante tegen eerdere besluiten die haar varkens verdacht verklaarden van besmetting met klassieke varkenspest. De procedure begon op 29 april 1999, en na een zitting op 31 juli 2001, waarin zowel appellante als verweerder hun standpunten toelichtten, heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 september 2001 uitspraak gedaan.
De kern van het geschil betreft de duur van de verdachtverklaring van de varkens van appellante, die drie-en-een-halve week heeft geduurd. Appellante betoogde dat deze termijn onredelijk lang was en dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld, omdat een vergelijkbaar bedrijf eerder was ontheven van de verdachtverklaring. Verweerder verdedigde zijn besluit door te stellen dat de incubatietijd van het virus een langere termijn vereiste voor een betrouwbare diagnose. Het College oordeelde dat verweerder voldoende onderbouwing had gegeven voor de duur van de verdachtverklaring en dat de behandeling van appellante niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel.
Het College concludeerde dat de weigering van verweerder om schadevergoeding te verlenen aan appellante rechtmatig was, aangezien de geleden schade voortvloeide uit normale bedrijfsrisico's en niet voor vergoeding in aanmerking kwam op basis van de geldende wetgeving. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.