ECLI:NL:CBB:2001:AD3815
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J. Kuiper
- Rechtspraak.nl
Weigering S&O-verklaring voor ontwikkelingsproject Progress-completering
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 september 2001 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellante A, vertegenwoordigd door ir A.J.L. de Breed, en de Minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door mr C. Cromheecke. De procedure begon op 6 mei 1999, toen appellante een beroepschrift indiende tegen een besluit van de Minister van 26 maart 1999, waarin de aanvraag voor een S&O-verklaring werd afgewezen. De aanvraag betrof een project genaamd 'Progress-completering', gericht op het ontwikkelen van software om technische tekortkomingen van de Progress-ontwikkelomgeving op te lossen.
De Minister weigerde de S&O-verklaring op basis van de stelling dat appellante niet had aangetoond dat zij nieuwe principes, methoden of technieken ontwikkelde. Tijdens de hoorzitting op 14 december 2000 werd duidelijk dat de werkzaamheden van appellante in het tweede halfjaar van 1998 niet gericht waren op het oplossen van de tekortkomingen van Progress, maar op de ontwikkeling van een ERP-systeem met de programmeertaal Delphi. Dit leidde tot de conclusie dat de werkzaamheden niet overeenkwamen met de in de aanvraag beschreven activiteiten.
Het College oordeelde dat de Minister terecht de S&O-verklaring had geweigerd, omdat de werkzaamheden niet gericht waren op de ontwikkeling van programmatuur om tekortkomingen van Progress op te lossen. De conclusie was dat de aanvraag niet voldeed aan de eisen van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, en dat de werkzaamheden niet als speur- en ontwikkelingswerk konden worden aangemerkt. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten vergoed.