ECLI:NL:CBB:2001:AD3817
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J. Kuiper
- Rechtspraak.nl
Weigering aanvraag S&O-verklaring op basis van niet tijdige indiening van gegevens
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 september 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante A, vertegenwoordigd door mr. J.J. Bruinsma, en de Minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door mr. G. Baarsma. Appellante had op 10 december 1998 een aanvraag ingediend voor een S&O-verklaring met betrekking tot zeven projecten. De Minister weigerde deze aanvraag op 2 maart 1999, omdat appellante niet tijdig de gevraagde informatie had aangeleverd. Appellante stelde dat zij de benodigde gegevens op 26 februari 1999 had verzonden, maar de Minister ontving deze pas op 2 maart 1999, na de gestelde termijn.
De procedure begon met de ontvangst van het beroepschrift op 9 juli 1999, waarin appellante haar bezwaren tegen de afwijzing uiteenzette. Tijdens de zitting op 14 december 2000 werd het standpunt van de Minister verder toegelicht, terwijl appellante niet aanwezig was. De kern van het geschil draaide om de vraag of de gegevens tijdig waren ingediend, waarbij appellante zich beroept op artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat stelt dat een aanvraag tijdig is indien deze binnen een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het College oordeelde dat de Minister terecht had geweigerd de aanvraag in behandeling te nemen, omdat appellante niet had aangetoond dat de gegevens tijdig waren verzonden. De datumstempel van de frankeermachine werd niet als bewijs geaccepteerd, aangezien deze door de gebruiker zelf kan worden ingesteld. Het College concludeerde dat de Minister niet in strijd met de wet had gehandeld door de aanvraag buiten behandeling te laten, en verklaarde het beroep ongegrond. Er werden geen proceskosten aan de zijde van appellante toegewezen.