ECLI:NL:CBB:2001:AD4767
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.E. Doolaard
- Th.J. van Gessel
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van aanvraag om steun in het kader van de Regeling dierlijke EG-premies
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 oktober 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Holtinger Schaapskudde en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De appellante, vertegenwoordigd door bestuursleden A en B, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister, waarbij haar aanvraag om steun in het kader van de Regeling dierlijke EG-premies niet-ontvankelijk was verklaard. Dit besluit was genomen op 4 oktober 2000, naar aanleiding van een bezwaar dat appellante had ingediend tegen een eerdere beslissing van 19 juni 2000, waarin haar aanvraag om steun eveneens niet-ontvankelijk was verklaard omdat deze te laat was ingediend.
De procedure begon op 6 november 2000 met de indiening van het beroepschrift. Tijdens de zitting op 6 september 2001 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kern van het geschil draaide om de vraag of de aanvraag van appellante tijdig was ingediend. De Minister had de aanvraagperiode vastgesteld van 10 januari tot en met 10 februari 2000, en de aanvraag van appellante was pas op 16 juni 2000 ontvangen, wat meer dan 25 dagen na de sluitingsdatum was.
Appellante voerde aan dat zij de aanvraag tijdig per post had verzonden, maar dat deze niet door LASER was ontvangen. Het College oordeelde dat het risico van niet-ontvangst bij de verzender ligt en dat het niet tijdig indienen van de aanvraag niet kan worden aangemerkt als overmacht. Het College concludeerde dat de Minister terecht de aanvraag niet-ontvankelijk had verklaard, omdat deze na de vastgestelde termijn was ingediend. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten aan de Minister opgelegd.