ECLI:NL:CBB:2001:AD6763
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake maximum leveringstarieven elektriciteit door N.V. Nutsbedrijf Regio Eindhoven
In deze zaak heeft de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 november 2001 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van N.V. Nutsbedrijf Regio Eindhoven (NRE). De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de door de Directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Elektriciteitswet (Dte) vastgestelde maximum leveringstarieven voor elektriciteit aan beschermde afnemers voor de eerste drie kwartalen van 2001. De verzoekster stelde dat de bruto marge, die van invloed is op de hoogte van de leveringstarieven, op jaarbasis EUR 4,1 miljoen zou moeten bedragen. Dit verzoek volgde op eerdere besluiten van de Dte, waartegen de verzoekster bezwaarschriften had ingediend.
De president heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld tijdens een zitting op 26 juli 2001, waarbij het onderzoek ter zitting werd geschorst en later op 1 november 2001 werd voortgezet. De president overwoog dat de verzoekster onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de gevraagde voorziening het karakter van voorlopigheid bezat. De president concludeerde dat het financiële belang van de verzoekster, hoewel zij aangaf in een lastige situatie te verkeren, niet zodanig was dat het niet verhogen van de bruto marge tot continuïteitsproblemen zou leiden. Bovendien kon de verzoekster, mocht zij in de hoofdzaak in het gelijk worden gesteld, de Staat aanspreken voor eventuele schade.
Uiteindelijk heeft de president het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De beslissing werd genomen in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de president oordeelde dat de verzoekster niet kon aantonen dat er sprake was van onevenredig nadeel door de uitvoering van het bestreden besluit. De uitspraak werd gedaan door mr. H.C. Cusell, fungerend president, in aanwezigheid van mr. A.J. Medze als griffier.