ECLI:NL:CBB:2001:AD6766
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Toekenning van premies voor stieren onder de Regeling dierlijke EG-premies en de gevolgen van bedrijfsstructuurwijzigingen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 december 2001 uitspraak gedaan over de toekenning van premies voor stieren onder de Regeling dierlijke EG-premies. Appellante, een besloten vennootschap opgericht in maart 1994, had beroep ingesteld tegen besluiten van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, die haar aanvragen voor stierenpremies had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat de oprichting van appellante en het houden van stieren door haar bedrijf een poging was om de geldende maxima voor premies te omzeilen. De procedure begon met de ontvangst van beroepschriften op 25 januari 2000, waarbij appellante bezwaar maakte tegen besluiten van 18 december 1999 en 3 mei 2000. De beroepschriften werden nader gemotiveerd en het onderzoek ter zitting vond plaats op 20 september 2001.
De kern van het geschil draaide om de vraag of de bedrijfsstructuur van appellante en haar relatie met het bedrijf van haar vader, E, zodanig was dat de aanvragen voor premies niet konden worden gehonoreerd. Het College oordeelde dat de feitelijke situatie bepalend was en dat de stieren, waarvoor appellante premie had aangevraagd, feitelijk op het bedrijf van E verbleven. De stieren waren administratief verplaatst om te voldoen aan de voorwaarden voor premieaanvragen, terwijl de werkelijke bedrijfsvoering niet substantieel was veranderd. Het College concludeerde dat de oprichting van appellante en de wijze waarop zij haar stieren hield, niet los gezien konden worden van de bedrijfsvoering van E, en dat dit een schending van de regelgeving inhield.
Het College verklaarde de beroepen ongegrond en oordeelde dat appellante niet in aanmerking kwam voor de gevraagde premies. De uitspraak benadrukte het belang van de feitelijke bedrijfsvoering boven de formele structuur en de noodzaak om te voldoen aan de voorwaarden van de Regeling. De beslissing van het College was dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling, en de zaak werd afgesloten zonder verdere gevolgen voor de betrokken partijen.