ECLI:NL:CBB:2002:AD9226
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- D. Roemers
- C.J. Borman
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Tijdelijke overdracht van referentiehoeveelheid in de zuivelsector en verval van fabrieksquotum
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 januari 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant A en verweerder het Productschap Zuivel. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 21 september 2000, waarbij zijn fabrieksquotum voor de heffingsperiode 2000/2001 was vervallen. Dit besluit was genomen op basis van artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 3950/92 en artikel 7 van de Regeling superheffing 1993, omdat appellant gedurende de heffingsperiode 1999/2000 geen melk had geleverd en het quotum niet was verhuurd.
Appellant voerde aan dat hij door ernstige hartproblemen en geheugenstoornissen niet in staat was om zijn quotum te verhuren. Hij verzocht om herziening van het besluit en om schadevergoeding. Het College heeft vastgesteld dat appellant zijn fabrieksquotum in de betreffende periode niet had gebruikt en dat er geen tijdelijke overdracht had plaatsgevonden. Hierdoor was de aanspraak op het fabrieksquotum volgens de regelgeving vervallen.
Het College oordeelde dat de regelgeving geen ruimte biedt voor het behouden van het quotum op basis van persoonlijke omstandigheden. De mogelijkheid om het vervallen quotum opnieuw te verkrijgen bij hervatting van de productie was wel aanwezig, maar appellant had hier niet aan voldaan. Het College concludeerde dat het bezwaar van appellant terecht ongegrond was verklaard en dat er geen rechtsgrond was voor het toekennen van een schadevergoeding. De uitspraak leidde tot de conclusie dat het beroep van appellant ongegrond werd verklaard.