ECLI:NL:CBB:2002:AD9932
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- D. Roemers
- M.A. van der Ham
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing vergunning voor speelautomatenhal door burgemeester van Harlingen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 januari 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant A en de burgemeester van Harlingen. Appellant had een vergunning aangevraagd voor het vestigen en exploiteren van een speelautomatenhal, maar deze aanvraag werd door de burgemeester afgewezen. De afwijzing vond plaats op basis van het feit dat de gemeenteraad geen verordening had vastgesteld die de exploitatie van een automatenhal toestond, zoals vereist volgens artikel 30c van de Wet op de Kansspelen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht.
Tijdens de zitting op 28 november 2001 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat in Harlingen andere speelautomatenhallen gedoogd werden en dat hij gediscrimineerd werd omdat hij in het verleden een bordeel had geëxploiteerd. Het College heeft echter vastgesteld dat de gemeenteraad van Harlingen geen verordening had vastgesteld die de burgemeester de bevoegdheid gaf om de vergunning te verlenen. Hierdoor was de afwijzing van de vergunning terecht.
Het College heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard en ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke vereisten voor het verlenen van vergunningen en de rol van de gemeenteraad in dit proces.