ECLI:NL:CBB:2002:AD9953
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- D. Roemers
- C.M. Wolters
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van Dutchtone N.V. tegen de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat inzake niet-ontvankelijkheid van bezwaren tegen frequentietoewijzing
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 januari 2002 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Dutchtone N.V. tegen de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Dutchtone, rechtsopvolgster van Federa N.V., had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 21 december 1999, waarin het beroep van Dutchtone tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaren tegen besluiten van 21 november 1997 ongegrond was verklaard. Deze besluiten betroffen de toewijzing van frequenties aan KPN en Libertel, die voordien door KPN waren aangewend voor het technische systeem ATF 3.
De procedure begon op 23 februari 2000 met de indiening van het hoger beroepschrift door Dutchtone. De Staatssecretaris diende op 11 mei 2000 een verweerschrift in. KPN Mobile The Netherlands B.V. en Libertel N.V. hebben ook deelgenomen aan de procedure. De rechtbank had vastgesteld dat Federa, en dus ook Dutchtone, geen voldoende actueel belang had bij de in bezwaar bestreden besluiten, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van de bezwaren.
Dutchtone voerde aan dat zij als concurrent van KPN en Libertel als een 'categoraal belanghebbende' moest worden beschouwd, en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij geen belang had. Het College oordeelde echter dat Dutchtone op het moment van de besluiten geen concurrent was, omdat de vergunning voor het DCS-1800 systeem pas op 26 februari 1998 was verleend. Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de interpretatie van het belanghebbendebegrip door de Staatssecretaris en de rechtbank in overeenstemming was met de regels van het Nederlands bestuursrecht.
De beslissing van het College was dat de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er waren geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.