ECLI:NL:CBB:2002:AE0430
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- D. Roemers
- M.A. van der Ham
- W.E. Dolaard
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing registratie overdracht referentiehoeveelheden in het kader van de Regeling superheffing 1993
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 februari 2002 uitspraak gedaan in het beroep van appellant A tegen het Productschap Zuivel. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat op 31 mei 2000 was genomen, waarin het bezwaar van appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om registratie van de overdracht van referentiehoeveelheden ingevolge de Regeling superheffing 1993 ongegrond werd verklaard. De procedure begon op 12 juli 2000 met de ontvangst van het beroepschrift door het College. Appellant had op 24 augustus 2000 de gronden van zijn beroep kenbaar gemaakt, waarna verweerder op 11 oktober 2000 een verweerschrift indiende. De zitting vond plaats op 28 november 2002, waar beide partijen hun standpunten toelichtten.
De kern van het geschil betreft de vraag of de overdracht van referentiehoeveelheden, die samenhing met de verpachting van grond, correct was geregistreerd. Appellant had twee pachtovereenkomsten gesloten voor los land, waarbij de overdracht van een referentiehoeveelheid van 20.000 kg melk aan de orde was. Verweerder had de registratie van deze overdracht afgewezen, omdat de pachtovereenkomsten niet goedgekeurd waren door de grondkamer, zoals vereist door de Regeling. Appellant voerde aan dat de registratie van de overdracht van de referentiehoeveelheid voor het heffingsjaar 1999-2000 van groot belang was om heffingen wegens overproductie te voorkomen.
Het College oordeelde dat verweerder de verzoeken om registratie van de referentiehoeveelheid rechtens in samenhang had kunnen toetsen aan de eis van goedkeuring door de grondkamer. De conclusie was dat het beroep van appellant ongegrond werd verklaard, omdat de registratie niet kon plaatsvinden zonder de noodzakelijke goedkeuring. Het College achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.