ECLI:NL:CBB:2002:AE0753
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- C.M. Wolters
- Rechtspraak.nl
Weigering vergunning voor kansspelautomaat in laagdrempelige inrichting
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 maart 2002 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellant A, h.o.d.n. "B", en de burgemeester van Venlo. Appellant had een vergunning aangevraagd voor het aanwezig hebben van een kansspelautomaat in zijn café annex kegelbanen. De burgemeester had deze vergunning geweigerd, omdat de inrichting als laagdrempelig werd aangemerkt, wat in strijd was met de Wet op de kansspelen. Appellant stelde dat zijn inrichting voldeed aan de doelstellingen van de wet, omdat jeugdigen niet ongewild met kansspelautomaten in aanraking zouden komen. Hij voerde aan dat de meeste bezoekers van zijn café kwamen voor de consumptie en niet voor de kegelbanen, en dat de kansspelautomaat niet zichtbaar was vanaf de kegelbanen.
Het College heeft de argumenten van appellant niet gevolgd. Het oordeelde dat de kegelbanen een zelfstandige stroom bezoekers aantrokken, wat betekende dat de inrichting als laagdrempelig moest worden beschouwd. De aanwezigheid van de kansspelautomaat was daarom niet toegestaan. Appellant had ook gewezen op een andere laagdrempelige inrichting in Venlo die wel een vergunning had gekregen, maar het College merkte op dat dit een andere situatie betrof. Het College concludeerde dat het bestreden besluit van de burgemeester rechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke bepalingen omtrent de aanwezigheid van kansspelautomaten in inrichtingen en de strikte interpretatie daarvan door het College. De beslissing van de burgemeester werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.