ECLI:NL:CBB:2002:AE1010
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- C.M. Wolters
- D. Roemers
- F.W. du Marchie Sarvaas
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag dierlijke EG-premies zoogkoeien door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 maart 2002 uitspraak gedaan in het geschil tussen Maatschap A en B en C, appellante, en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verweerder. De procedure begon op 5 december 2000, toen appellante een beroepschrift indiende tegen een besluit van verweerder van 15 november 2000, waarin het bezwaarschrift van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor dierlijke EG-premies ongegrond werd verklaard. De aanvraag betrof 37 zoogkoeien, maar verweerder had geconstateerd dat er een aantal dieren waren opgegeven waarvoor geen premie kon worden toegekend, omdat deze niet voldeden aan de voorwaarden van de Regeling.
Tijdens de zitting op 13 februari 2002 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Appellante voerde aan dat er sprake was van een kennelijke vergissing bij de aanvraag, omdat drachtige vaarzen als zoogkoeien waren opgegeven. Verweerder stelde echter dat de aanvraag niet voldeed aan de eisen van de Regeling, omdat zeven van de opgegeven runderen niet als zoogkoe konden worden aangemerkt. Het College oordeelde dat er geen sprake was van een klaarblijkelijke fout in de aanvraag, aangezien het niet uitgesloten was dat de opgegeven runderen als zoogkoe konden worden aangemerkt.
Het College concludeerde dat verweerder terecht had besloten om de aanvraag af te wijzen, omdat de voorwaarden voor het toekennen van de premie niet waren vervuld. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van nauwkeurigheid bij het indienen van aanvragen voor subsidies en de strikte naleving van de regelgeving.