ECLI:NL:CBB:2002:AE1286
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.A. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij inzake de Regeling dierlijke EG-premies
In deze zaak heeft appellante, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verweerder, dat op 22 maart 2001 is genomen. Dit besluit betreft de ongegrondverklaring van het bezwaar van appellante tegen het niet behandelen van haar aanvraag om een premie in het kader van de Regeling dierlijke EG-premies (zoogkoeien verkoopseizoen 2000) wegens onvolledigheid. Appellante had op 4 september 2000 een aanvraag ingediend, maar deze werd als onvolledig beschouwd omdat het aantal zoogkoeien op de bedrijfskalflijst niet overeenkwam met het aantal op het aanvraagformulier. Verweerder had appellante de gelegenheid gegeven om de aanvraag aan te vullen, maar zij heeft hier niet op gereageerd binnen de gestelde termijn. Hierdoor heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling gelaten.
Appellante heeft in beroep aangevoerd dat zij door ziekte niet in staat was om tijdig te reageren op de herstelbrief van 17 oktober 2000. Tijdens de zitting heeft zij een verklaring van haar huisarts overgelegd, waarin werd gesproken over gezinsproblemen. Het College heeft echter geoordeeld dat verweerder niet onterecht heeft gehandeld door het besluit van 14 november 2000 te handhaven, omdat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd dat zij door ziekte niet in staat was om te reageren. Het College concludeert dat de gevolgen van het besluit voor appellante niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen van de regelgeving, die gericht zijn op een tijdige en correcte behandeling van aanvragen.
De uitspraak van het College is dat het beroep ongegrond wordt verklaard, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is genomen door mr. M.A. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 maart 2002.