ECLI:NL:CBB:2002:AE3748
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- D. Roemers
- M.J. Kuiper
- M.A. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Toekenning van akkerbouwsubsidie en de voorwaarden voor zelfstandige bedrijfsvoering
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 mei 2002 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellante A, gevestigd te B, en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor akkerbouwsubsidie op basis van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen. Appellante had een aanvraag ingediend voor een oppervlakte van 18,37 hectare snijmaïs, maar de aanvraag werd afgewezen omdat niet kon worden vastgesteld dat zij als zelfstandig bedrijf opereerde. De Minister stelde dat er sprake was van een administratieve scheiding tussen het bedrijf van appellante en dat van haar echtgenoot C, en dat de bedrijfsvoering in wezen door C werd uitgevoerd.
Tijdens de hoorzitting heeft appellante bewijsstukken overgelegd, waaronder een factuur en een bankafschrift, maar het College oordeelde dat deze onvoldoende waren om aan te tonen dat appellante zelfstandig een geheel van productie-eenheden beheerde. Het College concludeerde dat de 18,37 hectare akkerland deel uitmaakte van een groter geheel van productie-eenheden, beheerd door appellante en haar familieleden, en dat de exploitatie niet als afzonderlijk bedrijf door appellante alleen kon worden beschouwd.
Het College heeft de argumenten van appellante, waaronder de inconsistentie in de toekenning van subsidies in voorgaande jaren, verworpen. De conclusie was dat de aanvraag voor akkerbouwsubsidie niet kon worden toegewezen, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden van de Regeling, met name de verplichting tot het uit productie nemen van een deel van het areaal. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten aan de Minister opgelegd.