ECLI:NL:CBB:2002:AE3760

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/838
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • M.A. van der Ham
  • F.W. du Marchie Sarvaas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van producent bij aanvraag EG-steunverlening akkerbouwgewassen

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 mei 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen Maatschap A, B en C en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De appellante, Maatschap A, B en C, had een aanvraag ingediend voor steun op basis van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen. De aanvraag was ingediend op 10 mei 2000, maar de appellante had een verkeerde gebruikscode en bijdragecode opgegeven voor twee percelen. Na het indienen van een bezwaarschrift op 12 december 2000, waarin de appellante aangaf dat zij een fout had gemaakt, heeft LASER, de uitvoeringsdienst van de minister, de aanvraag niet gewijzigd omdat er volgens hen geen sprake was van een duidelijke fout.

De procedure begon met het indienen van een beroepschrift op 30 oktober 2001 tegen het besluit van de minister van 10 oktober 2001, waarin het bezwaar van de appellante werd afgewezen. Tijdens de zitting op 5 april 2002 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kern van het geschil was of er sprake was van een duidelijke fout in de aanvraag, die wijziging mogelijk zou maken na de uiterste indieningsdatum.

Het College oordeelde dat de appellante verantwoordelijk is voor het correct invullen van de aanvraag en dat de gevolgen van een onjuiste opgave in beginsel voor haar rekening komen. Het College concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren dat de aanvankelijke opgave kennelijk fout was. De aanvraag bevatte geen ongerijmdheden en het was de appellante vrij om te besluiten om bepaalde percelen niet voor subsidie in aanmerking te brengen. Het beroep van de appellante werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten vergoed.

Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van producenten bij het indienen van aanvragen voor subsidies en de strikte voorwaarden waaronder wijzigingen na de indiening kunnen worden aangebracht.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
No.AWB 01/838 17 mei 2002
5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen
Uitspraak in de zaak van:
Maatschap A, B en C, te D, appellante,
Gemachtigde: E, te D,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te 's-Gravenhage, verweerder,
gemachtigde: mr J. Teigeler, werkzaam bij verweerders ministerie.
1. De procedure
Op 30 oktober 2001 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 10 oktober 2001.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen verweerders beslissing op de aanvraag van appellante om steun ingevolge de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling).
Verweerder heeft op 2 januari 2002 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2002, waarbij partijen hun standpunten bij monde van hun gemachtigden hebben toegelicht.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Bij Verordening (EEG) nr. 3887/92 (hierna: de Verordening), zoals nadien gewijzigd, is onder meer het volgende bepaald:
"Artikel 4
(…)
2. a) De steunaanvraag "oppervlakten" mag na de uiterste datum voor de indiening ervan worden gewijzigd op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten de wijzigingen uiterlijk op de data als bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad ontvangen.
Wat de percelen landbouwgrond betreft, mag de steunaanvraag "oppervlakten" slechts worden gewijzigd in bijzondere gevallen die naar behoren zijn gemotiveerd, zoals met name een overlijden, een huwelijk, aan- of verkoop of de sluiting van een pachtovereenkomst. De Lid-Staten stellen de desbetreffende voorwaarden vast. Het is evenwel niet mogelijk een perceel toe te voegen aan de percelen die voor een braaklegging of als voederareaal zijn aangegeven, tenzij het een geval betreft dat overeenkomstig de desbetreffende bepalingen naar behoren is gemotiveerd en op voorwaarde dat dit perceel reeds voor braaklegging of als voederareaal was opgenomen in een steunaanvraag van een ander bedrijfshoofd, welke laatste steunaanvraag dan dienovereenkomstig wordt gecorrigeerd.
b) Met betrekking tot het gebruik of de betrokken steunregeling kunnen in alle gevallen wijzigingen worden aangebracht. Het is evenwel niet mogelijk een perceel toe te voegen aan de percelen die voor een braaklegging zijn aangegeven.
(…)
Artikel 5 bis
Onverminderd de voorschriften van de artikelen 4 en 5 kan een steunaanvraag, in geval van een door de bevoegde instantie erkende klaarblijkelijke fout, na de indiening op elk moment worden aangepast."
In de Regeling is ten tijde hier van belang onder meer het volgende bepaald:
" Artikel 9
1. Na sluiting van de aanvraagperiode doch uiterlijk tot en met 31 mei voorafgaand aan het betrokken verkoopseizoen kan de aanvraag oppervlakten worden gewijzigd in de gevallen bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder a, van verordening 3887/92.
2. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag oppervlakten na 31 mei worden gewijzigd:
a. in geval van een duidelijke fout;
(…)"
2.2 Op 10 mei 2000 heeft appellante bij verweerders uitvoeringsdienst LASER een formulier
"aanvraag oppervlakten 2000, aanvraag akkerbouwbijdrage en opgave voederareaal" ingediend. Op dit formulier heeft appellante onder meer de percelen 13 (beteelde oppervlakte 4.65 ha met snijmaïs) en 14 (beteelde oppervlakte 4 ha met snijmaïs) opgegeven. Voor beide percelen is als bijdragecode 999 (geen bijdrage) en als gebruikscode 7 (in gebruik genomen landbouwgronden, zonder verklaring) vermeld.
Bij besluit van 30 november 2000 heeft LASER de aan appellante op grond van haar aanvraag toe te kennen akkerbouwsubsidie vastgesteld op fl. 4391,51.
Bij op 12 december 2000 door LASER ontvangen brief heeft appellante een bezwaarschrift ingediend, waarin zij aangeeft bij de percelen 13 en 14 een verkeerde gebruikscode te hebben ingevuld. In plaats van gebruikscode 7 had zij code 5 willen opgeven. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft LASER op 9 oktober 2001 telefonisch contact gehad met appellante. Tijdens dit gesprek heeft appellante te kennen gegeven dat zij met haar bezwaar beoogt voor de percelen 13 en 14 alsnog een akkerbouwbijdrage te verkrijgen. Behalve de gebruikscode wenst zij dus ook de bijdragecode te wijzigen van 999 naar 845 (akkerbouwsteun).
Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Het bestreden besluit houdt onder meer het volgende in.
" Artikel 9, tweede lid, aanhef en sub a, van de Regeling bepaalt dat de aanvraag oppervlakten in afwijking van het eerste lid na 31 mei slechts kan worden gewijzigd in geval van een duidelijke fout.
Als producent bent U verantwoordelijk voor het juist invullen van uw eigen aanvraag. De gevolgen van een onjuiste opgave dienen in beginsel voor uw rekening te blijven, behalve in het geval er sprake is van een duidelijke fout, indien redelijkerwijs is uitgesloten dat ten tijde van de aanvraag die opgave conform uw bedoeling was. Objectief moet derhalve vast staan dat de destijds gedane opgave kennelijk fout was.
Er is sprake van een duidelijke vergissing in de zin van het werkdocument van de Europese commissie van 18 januari 1999, indien er een tegenstrijdigheid in de aanvraag zit die wijst op een vergissing.
Voor wat betreft het wijzigen van de gebruikscodes merk ik het volgende op.
Uw aanvraag is op dit punt niet onvolledig, onlogisch of inconsequent ingevuld. LASER had geen reden om aan te nemen dat u wat anders bedoelde met uw aanvraag. Er is naar mijn mening dan ook geen sprake van een duidelijke fout. De door u gebruikte combinaties van gebruikscode 7 met bijdragecode 999 (geen bijdrage) is niet onlogisch. De gebruikscodes kunnen daarom niet meer gewijzigd worden.
Voor wat betreft het wijzigen van de bijdragecodes merk ik het volgende op.
Het staat de producent vrij om voor een perceel -waar mogelijk- al dan niet een subsidie aan te vragen. LASER behoefde daarom geen twijfel te hebben ten aanzien van hetgeen u met uw aanvraag beoogde. Er is voor wat betreft uw bijdragecodes dan ook geen sprake van een duidelijke fout. Ook de bijdragecodes kunnen daarom niet meer gewijzigd worden."
4. Het standpunt van appellante
Appellante heeft ter ondersteuning van het beroep - samengevat - het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
Na indiening van het bezwaarschrift is in overleg met LASER besloten de gebruikscode te veranderen van 7 naar 5, maar er werd niet bij vermeld dat ook de bijdragecode niet goed was. Op 9 oktober 2001 is er weer contact met LASER geweest. Toen werd afgesproken dat de bijdragecode 999 veranderd zou worden in 845 en dat alles zo in orde zou komen.
Er is wel degelijk sprake van een duidelijke fout. De vraag rijst hoe voor 31 mei gereageerd had kunnen worden als pas veel later duidelijk wordt dat een vergissing is gemaakt.
LASER heeft diverse malen contact met ons gehad over in de aanvraag geconstateerde fouten. Het had op de weg van LASER gelegen bij ons na te vragen of de bij de percelen 13 en 14 opgegeven bijdragecode wel juist was. Het is immers niet logisch dat voor 5.10 ha maïs wel en voor 8.25 ha maïs geen bijdrage wordt gevraagd terwijl daarvoor geen enkele belemmering aanwezig is.
Tenslotte is van belang dat er absoluut geen sprake is geweest van kwade trouw.
5. De beoordeling van het geschil
Het College stelt voorop dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt stelt dat slechts aan het bezwaar van appellante tegemoet zou kunnen worden gekomen indien zou moeten worden geoordeeld dat door appellante bij haar aanvraag oppervlakten een klaarblijkelijke fout zijn gemaakt. Immers alleen in dat geval is het blijkens artikel 5bis van Verordening (EEG) nr. 3887/92 ook na afloop van de uiterste indieningsdatum van een aanvraag mogelijk die aanvraag te wijzigen.
Zoals het College reeds eerder heeft overwogen, is slechts sprake van een klaarblijkelijke fout indien objectief vaststaat dat de aanvankelijke opgave kennelijk fout was. Dit is het geval wanneer uit de aanvraag oppervlakten zelf blijkt dat de gedane opgave niet juist kan zijn.
Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake. De aanvraag bevat, zeker nu de daarin vermelde gebruikscode van de percelen 13 en 14 niet tot een bijdrage kon leiden, geen ongerijmdheden. Bovendien staat het een producent vrij om hem moverende redenen een of meer percelen niet voor subsidie in aanmerking te brengen of minder subsidie te vragen dan mogelijk zou zijn. Het is niet de taak van verweerder zich in de motieven van de aanvrager te verdiepen of te beoordelen of een aanvrager door wijziging van de aanvraag niet een hoger bedrag aan steun zou kunnen verwerven.
Van enige (telefonische) toezegging door of namens functionarissen van LASER dat de door appellante gewenste wijzigingen in haar aanvraag alsnog gehonoreerd zouden kunnen worden is het College niet gebleken.
Tenslotte merkt het College op dat verweerder nergens twijfel heeft geuit omtrent de goede trouw van appellante. Ook het College ziet daartoe geen enkele aanleiding.
Het beroep dient gelet op het vorenoverwogene ongegrond te worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr M.A. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr F.W. du Marchie Sarvaas, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2002.
w.g. M.A. van der Ham w.g. F.W. du Marchie Sarvaas